Ander type faillissementen
Daarnaast is het een vaststaand gegeven dat er een golf van faillissementen volgt na een periode van laagconjunctuur. Faillissementen voorspellen dus geenszins welke richting de conjunctuur uitgaat. Integendeel, faillissementen hollen het conjunctuurbeeld achterna. In normale omstandigheden stijgt het aantal faillissementen ongeveer zes maanden nadat de periode van laagconjunctuur duidelijk is doorgebroken. Typisch aan die golf van faillissementen is dat ze vooral toeslaat binnen de populatie van bedrijven die – meestal al lang en structureel – in zware moeilijkheden verkeren.
Een laagconjunctuur kenmerkt zich dus onder meer door het feit dat er meer bedrijven failliet gaan die het voor de periode van laagconjunctuur al moeilijk hadden. Ze vertonen typische symptomen waardoor de voorspelbaarheid van een nakend debacle bijzonder groot is.
Net daarin zit het grote verschil met een schok. Een situatie van economie in discontinuïteit heeft een invloed op alle ondernemingen, of minstens op alle ondernemingen binnen een sector of een geografische ruimte die aan een schok onderhevig zijn. Met de nadruk op ‘alle’. Ondernemingen die voor de crisis in (al dan niet zware) moeilijkheden verkeren, worden (logisch) verder in de problemen geduwd en gaan failliet. Net als in een periode van laagconjunctuur. Maar daarnaast zijn ook ondernemingen, die volgens de klassieke financiële analyse perfect gezond zijn, kwetsbaar bij een plotse schok indien ze niet redundant zijn.
Gebrek aan reserves in periode van discontinuïteit
In een periode van discontinuïteit moet een bedrijf dus terug kunnen vallen op zijn reserves. Maar als die er niet zijn, dan heeft de onderneming een groot probleem en dient ze externe hulp in te roepen. Dat kan op twee manieren:
- Ofwel grijpt de overheid in om massaal premies en subsidies te verschaffen (zoals tijdens corona). Dat betekent echter een maatschappelijke belasting, waar onze kinderen en kleinkinderen nog tientallen jaren voor zullen opdraaien.
- Ofwel kan de onderneming een lening aangaan, als ze daar tenminste voor in aanmerking komt. Het brengt in elk geval extra kosten met zich mee op het moment dat er een crisis uitbreekt.
Laat het een boodschap zijn voor de bedrijven om toch maar dat reservepotje aan te leggen.
Van schok naar schok
In onze wereld komen we allerlei schokken tegen. Niet allemaal met een wereldwijde impact (zoals tijdens Covid-19), maar eigenlijk leven we continu van schok tot schok die niet – of op zijn minst moeilijk - voorspelbaar is.
De voorbije jaren hebben we schokken gehad die gerelateerd zijn aan de inflatie en een stijging van de loonkost en de energieprijzen. De Russische inval in Oekraïne zit er ook voor wat tussen. Maar niet zolang geleden zorgde ook een schip voor een schok, nadat het zich had vastgereden in het Suezkanaal en de bevoorrading verstoorde. Er zijn bedrijven die onvoldoende grondstoffen geleverd kregen en de productie noodgedwongen moesten stilleggen. Recent zaaide de Amerikaanse president Donald Trump chaos en onzekerheid met zijn invoertarieven. En, dichter bij huis, wat te denken van gewone straatwerken waardoor lokale winkels voor een tijdje moeilijk of niet bereikbaar zijn?
In de praktijk blijft het risico op onvoorspelbare schokken dus elke dag bestaan, met een impact op lokaal of internationaal vlak. En we moeten ook vaststellen dat een bepaald deel van ons bedrijfsleven daar niet tegen bestand is. In dat kader zijn reserves alvast geen overbodige luxe.
Op deze pagina leest u meer over de waarde van de resilience indicator. Vul meteen het antwoordformulier in voor een vrijblijvend gesprek.